Een rechthoekige driehoek ABC is gegeven, waarbij
|AM| = |MB| en MD ⊥ BC (zie figuur).
Dan is |AC|² gelijk aan
A.   |DC|² − |DB|²
B.   |DC|² + |DB|²
C.   |BC|² − |MB|²
D.   |DC|² − |MB|²
E.   |DC|² − |MB|²
[ vwo22-(2s14) - op net sinds 12.11.2022-(E) ]
Deze (14de en moeilijke) vraag werd gesteld op 28 februari 2007, op de tweede ronde van de Wiskunde Olympiade (5de en 6de leerjaar)
Er waren meer blanco antwoorden (41%) en foute antwoorden (33%) dan juiste antwoorden (26%)