1ste manier : 
De nulwaarden van   ( 

 −2)²    zijn die van   

 −2
M.a.w.   ½x = 2 ⇔ x = 4
Vermits    x²− 8x + 16 = (x − 4)²    heeft deze uitdrukking 4 als enige nulwaarde
2de manier : 
Vermits ( 

 − 2)²  een tweedegraadsveelterm is met slechts één oplossing moet de discriminant nul zijn. Dit is inderdaad het geval bij A ( (−8)²−4.16=0 ) en niet bij B, C, D of 
3de manier : 
De nulwaarden van   (

 −2)²   zijn dezelfde als die van
2².(

 −2)² = (x − 4)² = x² − 8x + 16