De parabool y = (x − 2)² heeft T( 2, 1 ) als top en snijdt de y-as in (0,5).
Daar de afgeleide y' gelijk is aan 2(x − 2) heeft de raaklijn in P( 3, 2 ) de richtingscoëfficiënt 2(3 − 2) = 2 en dus als vergelijking y − 2 = 2(x − 3)
⇔ y = 2x − 4. De gevraagde oppervlakte is bijgevolg