|
Zes lijnstukken hebben een lengte van 4 , 6 , 8 , 9 , 12 en 18. Hiermee maakt men twee driehoeken die gelijkvormig zijn met elkaar (elk lijnstuk één keer gebruiken). Wat is de gelijkvormigheidsfactor (vergrotingsfactor) van deze driehoeken ? |
A. 1,5 |
|---|---|
| B. 2 | |
| C. 3 | |
| D. | |
| E. |
[ 2-7595 - op net sinds 7.12.13-(E)-13.6.2024 ]
| IN CONSTRUCTION |
|---|