Als de grootte van de (kleinere) boog AB gelijk is aan 3 radialen en ∠BAC een omtrekshoek is met grootte 1 radiaal, dan ligt de grootte van de (kleinere) boog AC
( verwar niet de grootte van een boog met de lengte van een boog : een kwart cirkelboog heeft altijd een grootte van 90° maar de lengte hangt af van de straal )
A B C ? 3 1 gricha           v7541- 30.6.2022 A.   tussen 40° en 50°
B.   tussen 50° en 60°
C.   tussen 60° en 70°
D.   tussen 70° en 80°
E.   tussen 80° en 90°
A    B    C    D    E 

[ 5-7541 - op net sinds 13.10.13-()-30.10.2023 ]

Translation in   E N G L I S H

IN CONSTRUCTION

Oplossing - Solution

De boog AC heeft een grootte van (2π − 3 − 2)rad ≈ (6,28 − 5) rad = 1,28 rad ≈ 73°20′
[ Een ruwe schatting voor de omzetting van 1,28rad → 1rad + 0,28rad
→ 57° + een kwart van 60° → 57° + 15° = 72° levert nog altijd alternatief D ]
gricha