f(x) = sin x + cos x = sin x + sin (90° − x) = \( 2\sin\frac {x+(90^\circ -x)}{2}.cos\frac {x-(90^\circ -x)}{2} \)
(één van de vier formules van SIMPSON toegepast)
= 2.sin 45°.cos(x − 45°) = 2. cos(x − 45°) = .cos (x − 45°)
Door deze schrijfwijze is het duidelijk dat de amplitude en de periode, deze van cos x, nl. 2π is.