De lengte van de halve koorde is gelijk aan de lengte van een rechthoekszijde van een rechthoekige driehoek met schuine zijde 5 en 3 (5−2) voor de andere rechthoekszijde. Bijgevolg is |AB| het dubbel van de vierkantswortel uit 5² − 3², dus het dubbel van √16.