De vier opstaande ribben van de piramide zijn de schuine zijde van een rechthoekige driehoek
met rechthoekszijde 4 en \(\sqrt2 \) (de helft van \(2\sqrt2 \)).
Ze hebben dus een lengte van \(\sqrt{4^2+2}=\sqrt{18} \).
Het apothema is de lengte van de hoogtelijn uit de top van de gelijkbenige driehoek met opstaande zijden \(\sqrt{18}\).
Dit apothema is dus de lengte van de rechthoekszijde van een rechthoekige driehoek met \(\sqrt{18}\) als schuine zijde en 1 als andere rechthoekszijde.
Die lengte is dus \(\sqrt{18-1}=\sqrt{17}\).