De normaal in het punt
(1,−2) van de parabool y2 = 4x snijdt de parabool nog in een ander punt, nl. |
A. ( 1, 2 ) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
B. ( 9, b ) met b > 0 | ||||||
C. ( 9, b ) met b < 0 | ||||||
D. ( 3 + , b ) met b > 0 | ||||||
E. ( 3 +
[ 6-5579 - op net sinds 16.10.13-()-3.11.2023 ]
De normaal in het punt (1, −2) van de parabool y2 = 4x snijdt de parabool nog in een ander punt, nl.
1ste manier : y² = 4x = 2.2x ⇒ p = 2 (in de vorm y² = 2px ) De afgeleide (richtingscoëfficiënt van de raaklijn) in het punt (x1,y1) is p/y1, hier dus 2/(− 2) = −1. De richtingscoëfficiënt van de normaal in (x1,y1) is dus +1. De vergelijking van de normaal is dus y + 2 = + 1 (x − 1) ⇔ y = x − 3 Deze snijdt de parabool in twee punten, waarvan (1, −2) er één van is ! De twee abscissen volgen uit : (één abscis moet 1 zijn !) ( x −3)² = 4x ⇔ x² − 6x + 9 − 4x = 0 ⇔ x² − 10x + 9 = 0 ⇔ (x − 1)(x − 9) = 0 ⇔ x = 1 ⇔ x = 9 Het tweede snijpunt heeft dus 9 als abscis en een positieve ordinaat want (1, −2) ligt in het 4de kwadrant, dus zal het andere snijpunt in het 1ste kwadrant liggen. 2de manier : y² = 4x ⇒ na differentiatie van beide leden 2ydy = 4dx ⇒ dy/dx = 2/y De richtingscoëfficiënt van de raaklijn in (1, −2) is dus 2/(−2) = −1. Die van de normaal in hetzelfde punt dus +1. De vergelijking van de normaal is dus y + 2 = + 1 (x − 1) ⇔ y = x − 3 enz. . . zie 1ste manier. |