Snijd de balk in twee even grote delen door een vlak dat door A en B gaat. De doorsnede is een rechthoek met zijde 1 en de vierkantswortel van 1² + 2².
De gevraagde lichaamsdiagonaal is dus de diagonaal van een rechthoek met zijden 1 en √5.
Via de stelling van Pythagoras vinden we dat die lengte de vierkantswortel is van 1² + (√5)² = 6