Verbind het middelpunt O met het raakpunt R.
Er ontstaat links een rechthoekige en rechts een gelijkbenige driehoek.
De tophoek van de gelijkbenige driehoek heeft dus een grootte van 180° − 2.20° = 140°.
In O vinden we dan twee nevenhoeken : van 140° en 40°.
Daar 40° één van de scherpe hoeken is van de rechthoekige driehoek ROB, is de andere scherp hoek dus 90° − 40° = 50°