De symmetrieassen en de
topraaklijnen van de parabolen y = (x − 2)2 + 1 en y = (x − 4)2 + 3 vormen / begrenzen een rechthoek waarvan de oppervlakte gelijk is aan |
A. 2 |
---|---|
B. 4 | |
C. 6 | |
D. 8 | |
E. 12 |
[ 4-4733 - op net sinds 14.11.13-(E)-4.11.2023 ]
The axis of symmetry and the tangent lines at the vertices of the parabola y = (x − 2)2 + 1 and y = (x − 4)2 + 3 form a rectangular of which the surface area is |
A. 2 |
---|---|
B. 4 | |
C. 6 | |
D. 8 | |
E. 12 |