Als je de rechte met vergelijking
y = x + 2 vervangt door een rechte d, die loodrecht staat op de vorige (in het snijpunt met de y-as), dan is de vergelijking van d
De opgave is gemakkelijker dan je denkt.
De beide rechten snijden de y-as in (0,2).
Daardoor vallen B en D al af.
De richtingscoëfficiënt van d moet tegengesteld en omgekeerd zijn van die van de gegevne rechte, dus − . Daardoor vallen C, D en E af. Het antwoord kan dus alleen maar zijn . . .