f(x) = −4 − x² = − (x² + 4) heeft geen nulwaarden.
A, B en C zijn dus onmogelijk.
De parabool met vergelijking y = −4 − x² is een bergparabool en zal dus volledig onder de x-as liggen.
Bijgevolg is het teken van f(x) altijd negatief (en niet positief)