1ste manier :
(1 − i)
20 = (1 − i)
16 (1 − i)
4 = [(1 − i)²]
8 [(1 − i)²]
2 = (−2i)
8(−2i)
2 = 256.(−4) = −
2de manier :
1 − i is eigenlijk het complex getal (1,−1) en ligt dus in het vierde kwadrant.
Voor het argument (hoek) kan je dus −45° nemen (of 315°)
De modulus is
(diagonaal van een vierkant met zijde 1 !)
De goniometrische vorm van 1 − i is dus
[cos(−45°) + i sin(−45°)] of kort
.cis(−45°)
[
.cis(−45°)]
20 = (
)
20.cis(−45°.20) = 2
10.cis(−900°) = 1024.cis(−180°) = −1024.