|BC| = 10 en met de stelling van Pythagoras in een rechthoekige driehoek ABC
vinden we dat |AC| = 6 (of korter : 6 8 10 is een pythagorisch drietal)
De lengte h van de hoogtelijn uit A volgt uit 10.h² = 8.6 (zowel linker als rechterlid zijn gelijk aan de dubbele oppervlakte !)
Hieruit volgt : h = 4,8
De derde zijde x van de gele driehoek volgt weer d.m.v. de stelling van Pythagoras : x² = 8² − 4,8² = 64 − 23,04 = 40,96 ⇒
x = √40,96 = 6,4
De omtrek van de gele driehoek is bijgevolg 8 + 4,8 + 6,4 = ...