Van deze vijf breuken zijn er twee keer twee breuken te vinden die aan elkaar gelijk zijn.
Welke is de vijfde "eenzame" breuk ?
(die dus aan geen van de vier anderen gelijk is)
A.  \(\large\boldsymbol{-\:\frac {b\,-\,a} {2} }\)
B.  \(\large\boldsymbol{\frac {b\,-\,a} {-2} }\)
C.  \(\large\boldsymbol{\frac {-b\,-\,a} {2} }\)
D.  \(\large\boldsymbol{-\:\frac {a\,-\,b} {2} }\)
E.  \(\large\boldsymbol{\frac {b\,-\,a} {2} }\)
A    B    C    D    E

[ ?-0000 - op net sinds .2.2020-(E)-30.10.2023 ]

Translation in   E N G L I S H

IN CONSTRUCTION
A.  
B.  
C.  
D.  
E.  

Oplossing - Solution

De eerste is gelijk aan de tweede.
De vierde is gelijk aan de vijfde
gricha