Gegeven is een vierkant ABCD met 1 ha als oppervlakte, een diagonaal BD en een punt M op [AD], gelegen op 25 m van D.
Het punt X op de diagonaal is het punt waarvoor de som d van de afstanden |AX| en |XM| het kleinst is.
Hoe groot is d(afgerond op 1 m) ? [ anders gezegd : hoe lang is de kortste weg van A naar de diagonaal en dan naar M ? ]
We constateren eerst dat, waar je het put X op [BD] ook legt, de afstand |AX| precies gelijk is aan |CX| (spiegeling t.o.v. de diagonaal BD).
|CX| + |XM| is het kleinst als C, X en M op één rechte liggen ! !
Het antwoord is bijgevolg de lengte van de schuine zijde van driehoek DCM, m.a.w. de vierkantswortel uit 100² + 25² = 10625.
Met de zakrekenmachine of een ander rekenobject vinden we ongeveer 103,1