Op deze cirkel is [AC] een koorde die op halve straallengte van het middelpunt O ligt.
De boog heeft dezelfde lengte als een middellijn van de cirkel.
Hoe groot is de boog
in zestigdelige graden (afgerond op 5°) ?
Als je aan de beeldpunten van 60° en − 60° denkt (op een goniometrische cirkel) en het feit dat
cos 60° = cos(− 60°)= ½, kom je snel tot de conclusie dat de boog precies 120° is.
De boog is precies 2 radialen lang, m.a.w. ongeveer 57°×2 = 114°.
Voor de boog
blijft er dan over (ongeveer) 360° − 120° − 114° = 360° − 234° = 126° (in werkelijkheid 125°24′30″)