Te bewijzen : | |
voor de rij t1= 1, t2 = 2, tn= tn−1 + (n−1).tn−2 (n=3,4,..) | |
Bewijs : | |
Deel I |
We gebruiken hier de "sterke" inductie : we controleren niet één maar twee initiële waarden, nl. voor n=1 en n=2 (wat ook in "Gegeven:" van Deel II terug te vinden is) Voor n = 1 is = t1 Voor n = 2 is < 2 = t2 |
Deel II | Gegeven : |
( I.H.) |
Te bewijzen: | ||
Bewijs : | ||
__ | ||
__ | ||
__ | ||
__ | ||
__ | ||
op voorwaarde dat we kunnen aantonen dat de breuk (die we als het ware hebben weggelaten) groter of gelijk is aan 1. M.a.w. we moeten nog bewijzen dat teller ≥ noemer | ||
__ | ||
__ | ||
__ | ||
__ | ||
__ en dat is waar voor alle k ≥ 0 Q.E.D. |