Te bewijzen : Voor   t1 =  3   ∧   tn+1 = 3 tn + 4    (recursieve formule)
is tn = 5.3n−1 − 2     (directe formule)
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
t1 = 5.31−1 − 2 = 5 − 2 = 3 → O.K.
Nu gaan we bewijzen dat  S( k ) ⇒  S( k+1)
m.a.w. dat als de stelling geldt voor n = k, ze ook zal gelden voor  n = k + 1
Deel II Gegeven : tk = 5.3k−1 − 2   ( I.H.)
Te bewijzen: tk+1 = 5.3k − 2
Bewijs : LL = tk+1
__ = 3.tk + 4
__ = 3.(5.3k−1 − 2) + 4
__ = 5.3.3k−1 − 6 + 4
__ = 5.3k − 2 = RL   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP