Te bewijzen : 26n + 32n−2 = deelbaar-door-5   (n=1,2,3,...)
m.a.w. 26n + 32n−2   is deelbaar door 5
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is de uitdrukking gelijk aan
26 + 30 = 64 + 1 = 65 = deelbaar-door-5
Deel II Gegeven : 26k + 32k−2 = deelbaar-door-5   ( I.H.)
Te bewijzen: 26(k+1) + 32(k+1)−2 = deelbaar-door-5
Bewijs :
26(k+1) + 32(k+1)−2
__ = 26k+6 + 32k
__ = 26.26k + 32.32k−2
__ = 26.26k + 32.32k−2
__ = 64.26k + 9.32k−2
__ = 55.26k + 9.26k+ 9.32k−2
__ = 5.11.26k + 9.(26k+ 32k−2)
De eerste term is duidelijk deelbaar door 5, de tweede term ook maar dan omwille van de Inductiehypothese.
De hele som is dus deelbaar door 5   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP