Te bewijzen : | 2.6n + 3 is deelbaar door 15 (n = 1, 2, ...) |
Bewijs : | |
Deel I |
Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is de uitdrukking gelijk aan 2.61 + 3 = 15 → O.K. |
Deel II | Gegeven : | 2.6k + 3 is deelbaar door 15 |
Te bewijzen: | 2.6k+1 + 3 is deelbaar door 15 | |
Bewijs : | 2.6k+1 + 3 | |
__ = 2.6.6k + 3 | ||
__ = 12.6k + 3 | ||
__ = (2.6k + 3) + 10.6k | ||
De eerste term is deelbaar door 15 omwille van de inductiehypothese. De tweede term is zeker deelbaar door 5 (want 10=2.5) maar ook door 3 want een macht van 6 is altijd deelbaar door 6, dus ook door 3. Zowel de eerste term als de tweede term is dus deelbaar door 15 zodat de hele som deelbaar is door 15 Q.E.D. |