Te bewijzen : 2 + 7 + 14 + 23 + ... + (n2 + 2n − 1) = 1op6 n(2n2 + 9n + 1)
m.a.w.
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
LL = 1²+2.1−1 = 1 + 2 − 1 = 2 (de eerste term)
RL = 1op6 (2+ 9 + 1) = 2
LL = RL → O.K.
Deel II Gegeven : 2 + 7 + 14 + 23 + ... + (k2 + 2k − 1) = 1op6 k(2k2 + 9k + 1)   ( I.H.)
Te bewijzen: 2 + 7 + 14 + 23 + ... + (k2 + 2k − 1) + [(k+1)² +2(k+1)−1] = 1op6 (k+1)[2(k+1)2 + 9(k+1) + 1]
Bewijs : We herberekenen eerst het rechterlid :
RL = 1/6 (k+1)(2k² + 4k + 2 + 9k + 9 + 1) = 1/6 (k+1)(2k² + 13k + 12)
LL = 1/6 k(2k2 + 9k + 1) + [(k+1)² +2(k+1)−1]
__ = 1/6 k(2k2 + 9k + 1) + (k²+2k+1 + 2k+2 −1)
__ = 1/6 k(2k2 + 9k + 1) + (k² + 4k + 2)
__ = 1/6 (2k³ +9k² + k + 6k² + 24k + 12)
__ = 1/6 (2k³ +15k² + 25k + 12)  V(−1)= −2+15−25+12 = 0
__ = 1/6 (k + 1)(2k² + 13k + 12)   quotiënt gevonden met de regel van HORNER
__ = RL   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP