Te bewijzen : 33n+3 − 26n − 27  is deelbaar door 169
Bewijs :
Deel I (voor n = 0 is de uitdrukking triviaal → 'nul deelbaar door 169')
Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is de uitdrukking gelijk aan
36 − 26 − 33 = 33(33 − 1) − 26 = 27.26 − 26
= 26.26 = 2.13.2.13 = 169.4 → deelbaar door 169
Deel II Gegeven : 33k+3 − 26k − 27  is deelbaar door 169   ( I.H.)
Te bewijzen: 33(k+1)+3 − 26(k+1) − 27  is deelbaar door 169
Bewijs : De uitdrukking is gelijk aan
__ = 33k+6 − 26k − 26 − 27
__ = 33.33k+3 − 27(26k) + 27(26k) − 272 + 272 − 26k − 26 − 27
__ = 27.(33k+3 − 26k − 27) + 27(26k) + 272 − 26k − 26 − 27
__ = 27.(33k+3 − 26k − 27) + 26k.26 + 27.26 − 26
__ = 27.(33k+3 − 26k − 27) + 26k.26 + 26.26
__ = 27.(33k+3 − 26k − 27) + 169.4k + 169.4
Zowel (33k+3 − 26k − 27) als 169 is deelbaar door 169
de drie termen, dus de hele som is deelbaar door 169   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP