Te bewijzen : 2 + 8 + 14 + ... + (6n − 4) = 3n² − n
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
LL = 2 (enkel de eerste term)
RL = 3.1² − 1 = 3 − 1 = 2
LL = RL → O.K.
Deel II Gegeven : 2 + 8 + 14 + ... + (6k − 4) = 3k² − k   ( I.H.)
Te bewijzen: 2 + 8 + 14 + ... + (6k − 4) + (6k + 2) = 3(k+1)² − (k+1)
Bewijs : Het rechterlid is ook gelijk aan (k+1)(3k+3−1)=(k+1)(3k+2)
__ 2 + 8 + 14 + ... + (6k − 4) + (6k + 2)
__ = 3k² − k + (6k + 2)
__ = 3k² + 5k + 2   V(−1) = 3 − 5 + 2 = 0
__ = (k + 1)(3k + 2)   Q.E.D.
De rij getallen 2, 8, 14, ... is een rekenkundige rij. De som van de eerste n termen
kan ook (gemakkelijker) gevonden worden met de daarvoor geijkte formule :
S = ½.n.(2 + 6n − 4) = ½.n.(6n − 2) = n(3n − 1) = 3n² − n

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP