Te bewijzen : 33n+3 − 1   is deelbaar door 13
m.a.w. de deling van 33n+3 door 13 levert als rest 1 op
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 0 is  33n+3 − 1  gelijk aan
3³ − 1 = 27 − 1 = 26 = 2.13 → deelbaar door 13
Deel II Gegeven : 33k+3 − 1   is deelbaar door 13   ( I.H.)
Te bewijzen: 33(k+1)+3 − 1   is deelbaar door 13
Bewijs : 33(k+1)+3 − 1
__ = 33k+6 + 1
__ = 33.33k+3 + 1
__ = 27.33k+3 + 1
__ = (33k+3 + 1) + 26.33k+3
De eerste term is deelbaar door 13 vanwege de Inductie Hypothese,
de tweede omdat 26 = 2.13. Bijgevolg ook de som   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 0 (Deel I),
n = 1 (Deel II), n = 2 (Deel II), n = 3 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP