Te bewijzen : | ∀ n > 10 : n − 2 < (n2 − n) |
Bewijs : | |
Deel I |
Voor de kleinste n-waarde, nl. 11 is LL = 11 − 2 = 9 RL = (121 − 11) = 9,1... LL < RL → O.K. |
Deel II | Gegeven : | : k − 2 < (k2 − k) ( I.H.) |
Te bewijzen: | : k − 1 < [(k+1)² − (k+1)] | |
Bewijs : | We gaan eerst het rechterlid herschrijven : | |
[(k+1)² − (k+1)] = (k ² + 2k + 1 − k − 1) = (k ² + k) | ||
We vertrekken door 1 bij te tellen in elk lid van de Inducie Hyp. : | ||
k − 1 < (k² − k) + 1 = (k² − k + 12) = (k² + k − 2k + 12) | ||
__ = (k² + k) − (k − 6) < (k² + k) = RL → Q.E.D. | ||
De laatste stap is verechtvaardigd omdat (k − 6) positief is vanaf k = 7 (dus zeker vanaf k > 10) (Door een negatieve term in een som weg te laten, vergroten we de som) |