Te bewijzen : Voor   a1 = 3   ∧   an = 3 an−1 − 2 (n=2,3,...)   (recursieve formule)
is an = 2.3n−1 + 1   (n=1,2,3,...)   (directe formule)
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
a1 = 2.30 + 1 = 2 + 1 = 3 → O.K.
Deel II Gegeven : ak = 2.3k−1 + 1
Te bewijzen: ak+1 = 2.3k + 1
Bewijs : LL = ak+1
__ = 3.ak − 2
__ = 3.(2.3k−1 + 1) − 2
__ = 2.3k + 3 − 2 = RL   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP