Te bewijzen : 3n − 2.n2 − 1   is deelbaar door 8   (n = 1, 2, 3, ...)
m.a.w. 3n − 2.n2 − 1   is een veelvoud van 8
Bewijs :
Deel I
Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is de uitdrukking gelijk aan
3 − 2 − 1 = 0 → deelbaar door 8 → O.K.
Deel II Gegeven : 3k − 2.k2 − 1   is deelbaar door 8   ( I. H.)
Te bewijzen: 3k+1 − 2.(k+1)2 − 1   is deelbaar door 8
Bewijs :   3k+1 − 2.(k+1)2 − 1
= 3.3k − 2k2 − 4k − 2 − 1
= 3k + 2.3k − 2.k2 − 4k − 2 − 1
= (3k − 2.k2 − 1) + 2.(3k − 2k − 1)
Daar (3k − 2.k2 − 1) deelbaar is door 8 vanwege de inductiehypothese,
blijft er nog aan te tonen dat (3k − 2k − 1) deelbaar is door 4 :
a) als k even is kan het voorgesteld worden door 2p (met p een nat.getal)
  (3k − 2k − 1) = (32p − 4p − 1) = (9p − 1) − 4p
  9p − 1 is deelbaar door 8, dus ook door 4
  volgt uit de formule  an − 1 = (a − 1).(an−1 + an−2 + ... + 1)
  Uiteraard is 4p deelbaar door 4 zodat (3k − 2k − 1) deelbaar is door 4
b) als k oneven is kan het voorgesteld worden door 2p+1 (met p een nat.getal)
  (3k − 2k − 1) = (32p+1 − 4p − 2 − 1) = 3.32p − 4p − 3 = 3.(9p − 1) − 4p
  Wegens dezelfde redenen als in a) mogen we besluiten dat 3.(9p − 1) − 4p
  deelbaar is door 4     →   Q.E.D
P.S. Het is mogelijk om aan te tonen dat (3k − 2k − 1) deelbaar is door 4
   door opnieuw het principe van Volledige Inductie toe te passen.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP