Te bewijzen :(3 + v5)n + (3 − v5)n   is geheel  ∀ n ∈
Bewijs :
Deel I Voor de twee kleinste n-waarden 0 en 1 verkrijgen we:
(3 + v5)0 + (3 − v5)0 = 1 + 1 = 2
(3 + v5)1 + (3 − v5)1= (3 + v5) + (3 − v5) = 6
Omdat we twee startwaarden controleren hebben we hier te doen met de (lichtste) vorm van sterke inductie (strong induction).
Het voordeel ervan is dat we in het bewijs voor n = k + 1 niet alleen kunnen terugvallen op de formule voor n = k maar óók voor n = k − 1
Nu gaan we bewijzen dat  S( k ) ∧ S( k−1 ) ⇒  S( k+1)
m.a.w. dat als de stelling geldt voor n = k en n = k − 1, ze ook zal gelden voor  n = k + 1
Deel II Gegeven : (3 + v5)k  +  (3 − v5)k   geheel     ( I.H.)
(3 + v5)k−1 + (3 − v5)k−1   geheel
Te bewijzen: (3 + v5)k+1 + (3 − v5)k+1   geheel   (k = 1, 2, ...)
Bewijs : De (niet evidente) sleutel van het bewijs
is het opstellen van een nieuwe formule :
an+1+ bn+1 = (a+b)(an + bn) − abn − ban = (a+b)(an + bn) − ab(an−1 + bn−1)
Hier toegepast levert dat :
__ (3 + v5)k+1 + (3 − v5)k+1 = (3 + v5 + 3 − v5).[(3 + v5)k + (3 − v5)k]
                    − (3 + v5)(3 − v5).[(3 + v5)k−1 + (3 − v5)k−1]
(3 + v5 + 3 − v5) = 6   (geheel)
(3 + v5)(3 − v5) = 9 − 5 = 4   (geheel)
(3 + v5)k  +  (3 − v5)k     is geheel vanwege de I.H.
(3 + v5)k−1 + (3 − v5)k−1  is geheel vanwege de I.H.
Het kan dus niet anders dat  (3 + v5)k+1 + (3 − v5)k+1
ook een geheel getal is   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n

Nieuwsgierig naar die gehele getallen ? Hier zijn er een paar :
(3 + v5)0 + (3 − v5)0 =     2
(3 + v5)1 + (3 − v5)1 =     6
(3 + v5)2 + (3 − v5)2 =   28
(3 + v5)3 + (3 − v5)3 =   144
(3 + v5)4 + (3 − v5)4 =   752
(3 + v5)5 + (3 − v5)5 =  3936
(3 + v5)6 + (3 − v5)6 = 20608
I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP