Van een rij {tn} is bekend dat de som van de eerste n termen, nl. sn, gelijk is aan 2n − tn.
Zoek nu eerst de waarden van t1, t2, t3, t4.
Formuleer je veronderstelling voor de (rechtstreekse) formule van tn.
Bewijs daarna je formule door middel van Volledige Inductie. Oplossing:
t1 = s1 = 2.1 − t1 ⇒ 2.t1 = 2 ⇒ t1 = 1
s2 = t1 + t2 = 1 + t2 = 2.2 − t2 ⇒ 2t2 = 3 ⇒ t2 =
s3 = t1 + t2 + t3 = 1 + + t3 = 2.3 − t3 ⇒ 2.t3 = 5 − = ⇒ t3 =
Noemers : 1 2 4 8 → vermoeden = 2n−1
Tellers : 1 minder dan een macht van 2 → vermoeden 2n − 1 >Vermoeden voor de formule :
Te bewijzen :
Bewijs :
Deel I
Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
Deel II
Gegeven :
Te bewijzen:
Bewijs :
sk+1 = sk + tk+1
__
⇔ 2(k+1) − tk+1 = 2k − tk + tk+1
__
⇔ 2 + tk = 2.tk+1
__
__
Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I), n = 2 (Deel II),
n = 3 (Deel II), n = 4 ... m.a.w. voor elk natuurlijk getal n
I.H. = Inductiehypothese Q.E.D. = quod erat demonstrandum Deel I = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP