Te bewijzen : 52n − 6n + 8 = deelbaar-door-9
m.a.w. 9 | 52n − 6n + 8   ∀ n ∈
Bewijs :
Deel I Voor n = 0 verkrijgen we  1 − 0 + 8 = 9 = deelbaar-door-9
Voor n = 1 verkrijgen we 25 − 6 + 8 = 27 = deelbaar-door-9
Deel II Gegeven : 52k − 6k + 8 = deelbaar-door-9     ( I.H.)
Te bewijzen: 52k+2 − 6k + 2 = deelbaar-door-9
Bewijs :   52k+2 − 6k + 2
__= 25.52k − 6k + 2
__= 52k − 6k + 8 + 24.52k − 6
__= (52k − 6k + 8) + 6.(4.52k − 1)
__= (52k − 6k + 8) + 6.(2.52 − 1).(2.52 + 1)
De eerste term (52k − 6k + 8) is al zeker deelbaar door 9 vanwege de I.H.
De tweede term is zeker deelbaar door 6 en dus ook door 3.
We moeten dus nog naar een tweede factor 3 zoeken.
Die zit in één van de factoren (2.52 − 1) of (2.52 + 1). Waarom ?
(2.52 − 1), (2.52) en (2.52 + 1) zijn drie opeenvolgende natuurlijke getallen.
Eén ervan MOET deelbaar zijn door 3. Vermits 2.52 niet deelbaar is door 3
(bevat geen factoren 3) moet het één van de andere twee zijn, net wat we wilden.
De beide termen zijn dus deelbaar door 9, dus ook de hele som   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP