Te bewijzen :
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, 0 of 1
Kies je n=0 dan is LL = 0! = 1  en  RL = (1/2)0 = 1
Kies je n=1 dan is LL = 1! = 1 en  RL = 11 = 1
In beide gevallen is LL = RL, dus ook LL ≤ RL → O.K.
Deel II Gegeven :     ( I.H.)
Te bewijzen:
Bewijs : LL = (k + 1)! = (k + 1).k!
__
__
__
__
__
__
__
__
Voor k = 0 is de factor (breuk met teller 2) gelijk aan 1.
Voor k = 1 is de factor (breuk met teller 2) gelijk aan < 1.
Voor k-waarden groter dan 1 is die factor ook kleiner dan 1 !
Immers de functie  f (x) = (1 + 1opx)  is een stijgende functie
met het getal e (≈ 2,7 en dus > 2) in de limiet voor  x → plusoneindig
De breuk met teller 2 heeft dus een noemer die ≥ 2.
Die breuk is dus kleiner of gelijk aan 1 en mag "weggelaten"
worden zodat we kunnen besluiten :

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP