Te bewijzen : n² − n > 9n − 1   ∀ n > 9
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 10 is
LL = 10² − 10 = 90
RL = 9.10 − 1 = 89
  LL > RL → O.K.
Deel II Gegeven : k² − k > 9k − 1     ( I.H.)
Te bewijzen:   (k+1)² − (k+1) > 9(k+1) − 1
of   k² + 2k + 1 − k − 1 > 9k + 9 − 1
of   k² + k > 9k + 8
of   k² > 8(k+1)
Bewijs : LL = = (k² − k) + k
__ > 9k − 1 + k = 10k − 1
__ = 8k + 2k + 8 − 9
__ = 8(k + 1) + 2k − 9
__ > 8(k + 1) = RL   Q.E.D.
(immers: 2k − 9 > 0   voor n = 10, 11, ...)

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 10 (Deel I), n = 11 (Deel II),
n = 12 (Deel II), n = 13 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP