Te bewijzen : | 9 − (− 3)n.(8n − 11) is deelbaar door 36 |
m.a.w. | 9 − (− 3)n.(8n − 11) is een veelvoud van 36 |
Bewijs : | |
Deel I |
Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 verkrijgen we 9 − (− 3).(8 − 11) = 9 − 9 = 0 deelbaar door 36 → O.K. |
Deel II | Gegeven : | 9 − (− 3)k.(8k − 11) is deelbaar door 36 ( I.H.) |
Te bewijzen: | 9 − (− 3)k+1.(8k − 3) is deelbaar door 36 | |
Bewijs : | 9 − (− 3)k+1.(8k − 3) | |
= 9 − (− 3)k(− 3).(8k − 3) | ||
= 9 − (− 3)k.(− 24k + 9) | ||
= 9 − (− 3)k.(8k − 11 − 32k + 20) | ||
= 9 − (− 3)k.(8k − 11) + (− 3)k(32k − 20) | ||
= [9 − (− 3)k.(8k − 11)] + [(− 3)k.4.(8k − 5)] | ||
De eerste van beide termen is deelbaar door 36 vanwege de Inductie Hypothese De tweede is al zeker deelbaar 4. Nu nog aantonen dat hij ook deelbaar is door 9. Voor k=1 wordt die term (− 3).4.3 → deelbaar door 9 Voor k=2 of hoger begint die term met (− 3)k, dus (− 3)k.4.(8k − 5) zeker deelbaar door 9. Beide termen [ ] en [ ] zijn dus deelbaar door 36 en dus de som ook Q.E.D. |