Te bewijzen : 12+ 32+ 52+ ... + (2n − 1)2 = 1/3 n.(4n2 − 1)
m.a.w.
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
LL = 1 (de eerste term)
RL = 1
Deel II Gegeven : 12+ 32+ 52+ ... + (2k − 1)2 = 1/3 k.(4k2 − 1) = 1/3 k.(2k− 1)(2k+1)     ( I.H.)
Te bewijzen: 12+ 32+ 52+ ... + (2k − 1)2+ (2k+1)2 = 1/3 (k+1).(2k+1)(2k+3)
Bewijs : LL = [ 12+ 32+ 52+ ... + (2k − 1)2] + (2k + 1)2
__ = 1/3 k.(2k− 1)(2k+1) + (2k + 1)2
__ = 1/3(2k + 1).[ k.(2k − 1) + 3.(2k+1) ]
__ = 1/3(2k + 1).[ 2k2 − k + 6k + 3 ]
__ = 1/3(2k + 1).( 2k2 + 5k + 3 )
__ = 1/3(2k + 1).(k + 1)(2k + 3) = RL   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP