Te bewijzen : De term  F3n  in de rij van FIBONACCI is  even
m.a.w. de derde, zesde, negende, ... term is even
Deze rij is  1, 1, 2, 3, 5, ...  met  Fn = Fn−1 + Fn−2  (n=3,4,5,...)
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
F3n de derde term. Die is 2, dus even
Nu gaan we bewijzen dat  S( k ) ⇒  S( k+1)
m.a.w. dat als de stelling geldt voor n = k, ze ook zal gelden voor  n = k + 1
Deel II Gegeven : F3k  is even       ( I.H.)
Te bewijzen: F3k+3  is even
Bewijs : F3k+3 = F3k+2 + F3k+1
__ = (F3k+1 + F3k) + F3k+1
__ = F3k + 2.F3k+1
__ De eerste term is even omwille van de I.H., de tweede omwille van de factor 2.
__ Bijgevolg is de som, en dus F3k+3 ook even.   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP