Te bewijzen : Steunende op de wetten van DE MORGAN uit de verzamelingenleer, nl.

bewijs dat

waarbij A1, A2, ..., An deelverzamelingen zijn van de universele verzameling U en n ≥ 2
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 2 verkrijgen we  
wat precies een hoger vermelde wet van DE MORGAN is voor twee deelverzamelingen
Deel II Gegeven :     ( I.H.)
Te bewijzen:
Bewijs : (associativiteit van de doornede van verzamelingen toegepast)
__ de wet van DE MORGEN toegepast voor twee verzamelingen
__ de inductiehypothese toegepast
__ (associativiteit van de vereniging van verzamelingen toegepast)
__ Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 2 (Deel I), n = 3 (Deel II),
n = 4 (Deel II), n = 5 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP