Let op : bewijzen van ongelijkheden is altijd een stuk moeilijker dan bewijzen van gelijkheden !
Te bewijzen :12 + 22 + 32 + ... + n2 > 1/3 n3
m.a.w.
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
LL = 12 = 1   (de eerste term)
RL = 1/3.13 = 1/3     LL > RL   O.K.
Deel II Gegeven : 12 + 22 + 32 + ... + k2 > 1/3 k3     ( I.H.)
Te bewijzen: 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 (k+1)3
Bewijs :   12 + 22 + 32 + ... + k2 > 1/3 k3    / + (k+1)2 in beide leden
⇒ 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 k3 + (k+1)2
⇒ 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 (k3 + 3k2 + 6k + 3)
⇒ 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 (k3 + 3k2 + 3k + 1 + 3k + 2)
⇒ 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 (k+1)3 + 1/3(3k + 2)
We maken nu het rechterlid kleiner door een positief getal ervan af te trekken
⇒ 12 + 22 + 32 + ... + k2 + (k+1)2 > 1/3 (k+1)3   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP