Te bewijzen : 1.2.3 + 2.3.4 + 3.4.5 + ... + n(n+1)(n+2) = 1/4 n(n+1)(n+2)(n+3)
m.a.w.
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
LL = 1.2.3 = 6 (de eerste term)
RL = 1/4 .1.(1+1).(1+2).(1+3) = 1/4.2.3.4 = 6
LL = RL  → O.K.
Deel II Gegeven : 1.2.3 + 2.3.4 + 3.4.5 + ... + k(k+1)(k+2) = 1/4 k(k+1)(k+2)(k+3)     ( I.H.)
Te bewijzen: 1.2.3 + 2.3.4 + 3.4.5 + ... + k(k+1)(k+2) + (k+1)(k+2)(k+3)
                                = 1/4 (k+1)(k+2)(k+3)(k+4)
Bewijs : LL = 1.2.3 + 2.3.4 + 3.4.5 + ... + k(k+1)(k+2) + (k+1)(k+2)(k+3)
__ = 1/4 k(k+1)(k+2)(k+3) + (k+1)(k+2)(k+3)
__ = 1/4[ k(k+1)(k+2)(k+3) + 4(k+1)(k+2)(k+3) ]
__ = 1/4 (k+1)(k+2)(k+3)(k+4)
__ = RL   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n > 0


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP

Op een gelijkaardige manier kan men bewijzen dat
1.2.3.4 + 2.3.4.5 + 3.4.5.6 + ... + n(n+1)(n+2)(n+3) = 1/4 n(n+1)(n+2)(n+3)(n+4)