Te bewijzen : | 4n − 1 = |
of : 4n − 1 is deelbaar door 3 of : 4n − 1 is een drievoud of : 4n − 1 is een veelvoud van 3 of : (n³ + 2n) is een natuurlijk getal | |
Bewijs : | |
Deel I |
De stelling is waar voor de kleinste n-waarde :
neem je n = 0, dan is 4n − 1 = 40 − 1 = 0 =
in beide gevallen dus deelbaar door 3neem je n = 1, dan is 4n − 1 = 41 − 1 = 3 = |
Deel II | Gegeven : | 4k − 1 = ( I.H.) |
Te bewijzen: | 4k+1 − 1 = | |
Bewijs : | 4k+1 − 1 | |
= 4.4k − 4 + 3 | ||
= 4.(4k − 1) + 3 | ||
(4k − 1) = omwille van de I.H. zodat de twee termen (de hele som) deelbaar is door 3. Q.E.D. |