Te bewijzen : | n² − n + 2 is even ∀ n ∈ ℕ |
of : n² − n + 2 = of : n² − n + 2 deelbaar door 2 of : n² − n + 2 is een tweevoud of : n² − n + 2 is een veelvoud van 2 of : (n² − n + 2) is een natuurlijk getal | |
Bewijs : | |
Deel I |
Voor de kleinste n-waarde, nl. 0 is n²− n + 6 = 0² − 0 + 2 = 2 = |
Deel II | Gegeven : | k² − k + 2 is even ( I.H.) |
Te bewijzen: | (k + 1)² − (k + 1) + 2 is even | |
Bewijs : 1ste manier : | (k + 1)² − (k + 1) + 2 | |
= k² + 2k + 1 − k − 1 + 2 | ||
= (k² − k + 2) + 2k | ||
(k² − k + 2) is even wegens de I.H., 2k is ook even zodat de som ook even is Q.E.D. | ||
Bewijs : 2de manier : | (k + 1)² − (k + 1) + 2 | |
= (k + 1)(k + 1 − 1) + 2 | ||
= k.(k + 1) + 2 | ||
k en k +1 zijn opeenvolgende getallen, hun product is dus even en dus ook k.(k + 1) + 2 Q.E.D. |