Te bewijzen : n3 + 5n = deelbaar-door-6
m.a.w. n3 + 5n   is deelbaar door 6
of :  n.(n² + 5) is een zesvoud
of :  n.(n² + 5) is een veelvoud van 6
Bewijs :
Deel I Voor de kleinste n-waarde, nl. 1 is
1³ + 5.1 = 6 = deelbaar-door-6
Deel II Gegeven :   k3 + 5k = deelbaar-door-6     ( I.H.)
Te bewijzen: (k+1)3 + 5(k+1) = deelbaar-door-6
Bewijs : (k+1)3 + 5(k+1) = k3 + 3k2 + 3k + 1 + 5k + 5
__ = (k3 + 5k) + (3k2 + 3k + 6)
__ = (k3 + 5k) + 3(k2 + k + 2)
__ = (k3 + 5k) + 3k.(k + 1) + 6
De eerste term is een zesvoud vanwege de inductiehypothese.
In de tweede term is k.(k+1) een product van twee opeenvolgende natuurlijke getallen,
dus even zodat 3k(k+1) een zesvoud is.
Alle termen zijn dus deelbaar door 6, de ganse uitdrukking dus ook   Q.E.D.

Door het principe van volledige inductie is de stelling waar voor n = 1 (Deel I),
n = 2 (Deel II), n = 3 (Deel II), n = 4 ...   m.a.w. voor elk natuurlijk getal n


I.H. = Inductiehypothese     Q.E.D. = quod erat demonstrandum
Deel  I  = BASIC STEP
Deel II = INDUCTIVE STEP