|
Gegeven een rechthoek, een vierkant en een cirkel met dezelfde oppervlakte. Noem R,
V en C de respectieve omtrekken van deze figuren. Dan geldt : |
A. V ≥ R ≥ C |
|---|---|
| B. V ≥ C ≥ R | |
| C. R ≥ V ≥ C | |
| D. R ≥ C ≥ V | |
| E. C ≥ R ≥ V |
[ vwo11-(1s28) - op net sinds 1.8.2025-(E) ]
Deze (28ste)vraag werd gesteld in jan. 1996 tijdens de eerste ronde van de 11de Vlaamse Wiskunde Olympiade (5de en 6de jaars)
Bijna de helft gaf een correct antwoord.
Er waren ongeveer evenveel foute antwoorden als blanco antwoorden.
|
Given a rectangle, a square, and a circle with the same area. Let R, V, and C be the respective perimeters of these figures. Then the following applies: |
A. V ≥ R ≥ C |
|---|---|
| B. V ≥ C ≥ R | |
| C. R ≥ V ≥ C | |
| D. R ≥ C ≥ V | |
| E. C ≥ R ≥ V |